De voorouders McDuck

Het nummer voor de namen geeft de generatie aan, met Dagobert = 1.

 

1409. Dagho-Bert (ca. 40.410-40.340 v.Chr.): Dagho-Bert was het rijkste lid van de de Duckstam. In het jaar 40.362 v.Chr. kwam hij op het idee om alle voorwerpen een vaste waarde in schelpen te geven, met als doel ruilhandel uiteindelijk te vervangen door betalingen in schelpen. Hiermee gaf hij de eerste aanzet tot de ontwikkeling van geld.[1]

 

1335. Dagobert I (ca. 40.000 v.Chr.): Deze Dagobert, die behoort tot de eerste indiaanse immigranten in Calisota, leefde in het plaatsje Paperopolik, dichtbij het huidige Duckstad. Hij was een van de voornaamste inwoners van deze nederzetting.[2]

 

1321. Dagobert II (ca. 40.000 v.Chr.): Deze Dagobert was een gelijknamige nazaat van de vorige. Hij leefde nog steeds nabij het latere Duckstad en de kronieken van zijn familie zijn geschilderd op de wanden van de grotten van Duckamira, dichtbij Duckstad. Hij bezat een uitgebreid kapitaal van ronde stenen schijfjes met een gat erin.[3]

 

1308. Dagobert III (ca. 40.000 v.Chr.): Deze Dagobert was een gelijknamige nazaat van de vorige. Hij lijkt niet meer in dezelfde nederzetting te leven.[4]

 

562. Paperonut (ca. 15.000 v.Chr.): Deze Paperonut leefde in de ijstijd. In zijn omgeving lijken geen dinosaurussen meer voor te komen. Wellicht woonde hij niet meer in Amerika, maar was de clan Duck al teruggemigreerd naar de oude wereld. In Paperonuts tijd was hout schaars, en houten stokken fungeerden als betaalmiddel. Hiervan bezat Paperonut een grote hoeveelheid.[5]

 

147. Farao Toet-Toet-Bankhamon (26e eeuw v.Chr.): Deze farao bouwde een lange tijd onontdekte vierde pyramide bij de Necropolis van Gizeh, wat ons in staat stelt hem te dateren. Hij bezat een schat, die echter bestond uit kiezelstenen, die volgens het Woudlopershandboek in zijn tijd als betaalmiddel werden gebruikt.[6]

 

131. Scrooge-Shah van Sagbad/Dago-Sjah van Zandbad (ca. 2090-2020 v.Chr.): Hij was tegen het einde van het derde millennium v.Chr. heerser over de Mesopotamische staat Kattibakkistan, gecentreerd rond de stad Sagbad (Zandbad). Sagbad was een welvarende handelsstad, waar onder meer zijde uit China, juwelen uit Egypte en slavinnen uit Chaldea te vinden waren. Een andere bron van rijkdom waren de vele plunderingstochten die Scrooge-Shah tot ver in de omtrek had uitgevoerd. Scrooge-Shah was dan ook een rijk vorst, die echter veel vijanden had gemaakt, waaronder Sumeriërs en Assyriërs. Een van deze vijanden, de Mongoolse heerser Khan Khan, zou uiteindelijk zijn stad vernietigen, in 2033 v.Chr. Het zuiden van Mesopotamië werd in die tijd beheerst door de Sumerische derde dynastie van Ur. Sagbad was echter een Akkadische staat,[7] die waarschijnlijk meer in het noorden van het Tweestromenland lag.[8]

 

108. Farao Duckmammon (r. 1388-1351 v.Chr.): Hij was een voorvader van de McDucks die farao was in het oude Egypte, en wel de rijkste farao aller tijden. [9]

 

104. Koning Minos (ca. 1300-1230 v.Chr.): Hij was een achter-achterkleinzoon van farao Duckmammon en koning van Kreta tijdens haar bloeitijd. Waarschijnlijk was hij (of zijn (groot)vader) een telg uit het Egyptische heersersgeslacht die door hen met succes was opgeworpen als pretendent voor de Minoïsche troon, met het doel hun invloedssfeer in het Middellandse Zeegebied uit te breiden. Minos sloot Atheners op in een labyrinth bij zijn paleis om ze ten prooi te geven aan de Minotaurus.[10]

 

99. De Feniciër (ca. 1100-1030 v.Chr.): Hij was de achter-achter-achterkleinzoon van koning Minos. Van zijn naam zijn alleen de voorletters (P.d.P.) overgeleverd. Hij was een rijke Fenicische handelaar die zijn waren verkocht voor woekerprijzen, en de eerste die reclame maakte, middels grote teksten die op de kliffen langs de kust geschilderd werden.[11]

 

96. Farao Duck (ca. 990-920 v.Chr.): Hij was de achterkleinzoon van de hierboven genoemde Fenicische handelaar. Farao Duck was heerser van Egypte, met een leger van slechts één man, zijn neef. De rest had hem in de steek gelaten omdat hij niet betaalde.[12]

 

95. Farao Paper-Amen XXX (ca. 960-890 v.Chr.):  Evenals zijn vader, farao Duck, had Paper-Amen een eenmansleger, bestaande uit zijn neef, omdat de rest gedeserteerd was omdat het leger al vijf jaar niet betaald was. De neef moest tijdens Paper-Amens regering een Nubische (Bassiopische) invasie verijdelen. Verder werden er tijdens Paper-Amens regering archeologische opgravingen gedaan naar de overblijfselen van eerdere Egyptische dynastieën, waaronder de 20e.[13]

 

85. Dagoboros (ca. 658-605 v.Chr.): Hij was een koning van Babylon. In het vierde jaar van zijn regering werd zijn land geplaagd door droogte, en om dat tegen te gaan liet hij de loop van de Tigris omleggen. Onder zijn regering werd ook begonnen aan de bouw van de Etemenanki, de ziggurat van Babylon. Dagoboros gebruikte het gebouw als opslag voor zijn geld en had zo het eerste geldpakhuis in de geschiedenis.[14]

 

64. Pah-Peh-Rheo/Dag-Ench-Damun/Petronius Paperonius/ Decius Ducatus (70 v.Chr.-0): Pah-Peh-Rheo was schatmeester van Cleomatra (Cleopatra VII, r. 51-30 v.Chr.) en vluchtte met de vorstin en familie uit Egypte, waarna hij zich in Rome vestigde als herbergier en de naam Petronius Paperonius/Decius Ducatus aannam. Later trok hij met de Romeinse invasielegers van keizer Goofy Augustus mee naar Caledonia (Schotland),[15] waar de clan zich vestigde en al gauw de Gaelische naam MacDuich aannam.

60. De achter-achterkleinzoon van Petronius Paperonius (ca. 90-160): In 122 verkocht deze nazaat van Petronius Paperonius aan de Romeinen de stenen voor de Muur van Hadrianus.[16]

51. Keizer Dagobertus (ca. 350-410): Dagobertus was waarschijnlijk een van oorsprong Schotse legerofficier die was opgeklommen tot keizer. Hij was keizer van Rome in een tijd dat de stad geteisterd werd door vreselijke barbaren, de toeristen.[17]

50. De zoon van keizer Dagobertus (ca. 380-450):

Keizers wisselden elkaar in de nadagen van het Romeinse rijk in een hoog tempo af. Het is dan ook niet verwonderlijk dat we zien dat Dagobertus' zoon helemaal geen keizer was, maar juist een grote vijand van de Romeinen. Vermoedelijk was keizer Dagobertus van de troon gestoten, en als zijn beoogde opvolger was zijn zoon zijn leven niet meer zeker in Rome. Hij trok dan ook terug naar Schotland, het land van zijn voorvaderen, waar hij zich opwierp als bestrijder van de Romeinen. Rond 400 leidde hij aanvallen vanuit Schotland die de Romeinen verdreven.[18]

38. Papero Magno (ca. 742-814): Papero Magno was een machtig vorst uit de Middeleeuwen, wiens rijk bedreigd werd door de Moren. Papero Magno kon echter rekenen op de steun van zijn paladijnen, waaronder de gevreesde Paperin Furioso.[19]

36. De grootvader van Eider MacDuich (ca. 800-870): Dit was een kleinzoon van Papero Magno, en heer van uitgestrekte gebieden in Schotland. In 843 werd hij bijna de eerste koning van Schotland. Toen hij echter Scotland’s birth uitriep, forthwith, to include the girth of all earth north of the Firth of Forth,besloten de Mormaers van de Schotse clans dat het beter was om een koning te hebben die niet lispelde, en ze kroonden Kenneth MacAlpin (r. 843-858).

35. De vader van Eider MacDuich (ca. 840-910): In 899 vocht de clan MacDuich  onder zijn leiding samen met de vikingen tegen de Picten.[20]

 

34. Sir Eider MacDuich (880-946): In 946 sneuvelde hij in de strijd tegen Angelsaksische overvallers die Schotland binnenvielen en zijn kasteel (het latere slot McDuck, in het hart van Rannoch Moor)[21] belegerden. Zijn mannen hadden hem in de steek gelaten omdat hij maar 30 koperstukken per uur betaalde en had geweigerd pijlen te kopen.

33. Sir Smokt MacDuich (921-ca. 990): Hij was de zoon van sir Eider. Zijn oudere broer was pater Juicy MacDuich (910-971).[22]

31. Sir Slye MacDuich (ca. 980-1050): Hij was de kleinzoon van sir Smokt. In 1018 wist Malcolm II van Schotland (r. 1005-1034) de Northumbriërs te verslaan in de Slag bij Carham, met dank aan de diensten die sir Slye had geleverd als spion.[23]

 30. Sir Quackly/Quack MacDuich (1010-1057): Hij was de zoon van sir Slye. In 1057 sloot hij zich aan bij koning MacBeth I (r. 1040-1057) van Schotland in ruil voor een schatkist, maar in zijn ijver de kist te beschermen metselde hij het in, met zichzelf erbij. Later beschermde hij als geest het familieslot.[24]

29. Sir Murdoch McDuck (1040-1100): Zoon van Quackly McDuck. Hij verkocht longbows aan de Engelsen tijdens de Normandische invasie. De Engelsen hadden deze slag kunnen winnen, als ze de kleine lettertjes in het contract goed hadden gelezen: pijlen kosten extra. In 1071 veroverde Willem de Veroveraar Schotland. De Schotse vorst Malcolm III werd zijn vazal. De MacDuichs pasten zich aan en veranderden hun naam in McDuck. Onder Malcolm III (r. 1058-1093) werd begonnen het oorspronkelijke Keltische bestuur te vervangen door een Normandisch feodaal systeem. Als onderdeel daarvan werd door hem of zijn opvolgers het systeem van graafschappen (shires) ingevoerd. Hoewel dit proces boven de Forth pas in de 17e eeuw voltooid werd, werd het gebied van de McDucks al onder Murdoch of zijn zoon Dagobertus omgevormd tot een graafschap, Duckshire.[25]

 

28. Graaf Dagobertus McDuck (ca. 1075-1145): De zoon van Murdoch McDuck en graaf van Duckshire. Zijn kasteel werd belaagd door een zekere Magica de heks, maar de geheimzinnige Wraakridder (in werkelijkheid zijn neef Donaldus in vermomming) wist haar te verslaan.[26]

 

27. Sir Stuft/Muf McDuck (1110-1175): De zoon van Dagobertus McDuck. Onder zijn leiderschap verrijkte de clan behoorlijk.[27]

26. Sir Roast/Cholesterol McDuck (1159-1205): De zoon van Stuft McDuck. In zijn tijd was de clan een van de rijkste van Schotland, maar in 1189 veranderde dat toen William I van Schotland hem 10.000 mark vroeg om zich vrij te kopen van de overheerschappij van de Engelse koning Richard Leeuwenhart. Roast gaf het bedrag uit patriottisme, maar dit leidde voor de clan tot financiële problemen. De relatie met de koning verslechterde en in 1205 plunderde hij diens voorraadkelder. Korte tijd later overleed hij aan indigestie.[28]

25. Sir Swamphole/Leip McDuck (1190-1260): Zoon van Roast McDuck. In zijn tijd verkeerde de clan in financiële problemen. Om onderhoudskosten te besparen verzegelde hij de kelders van kasteel McDuck. Niettemin liet hij geheime gangen naar de kelders aanleggen, die bij latere belegeringen van het kasteel van pas zouden komen.[29]

20. Drago McDuck (ca. 1340-1410): Achter-achter-achterkleinzoon van Swamphole McDuck. Hij woonde aanvankelijk in Schotland, maar onder zijn leiding verhuisde de clan in 1392 naar Spanje.[30]

 

19. Don McDuck (ca. 1370-1440): Hij was de zoon van Drago McDuck en vertrok met hem mee naar Spanje in 1392.[31]

 

18. Donald McDuck (ca. 1410-1470): Hij was de zoon van Don McDuck en keerde terug naar het familieslot in Schotland, terwijl een deel van de clan achterbleef in Spanje. Donald was een beroemd sporter, die in 1440 golf, paalwerpen en hamerwerpen uitvond. Hij stond bekend als ‘Zwarte Donald’ vanwege zijn slechte temperament. Zijn temperament tijdens het spelen van golf zorgde ervoor dat de Schotse koning James II het spel in 1457 liet verbieden.[32]

 17. Dagoberto Ducalez (ca. 1440-1510): Een zoon van Donald en jongere broer van Simon McDuck. Terwijl Simon de clan in Schotland leidde, behartigde zijn broer Dagoberto de zaken in Sevilla, Spanje. Hij was een uiterst succesvol zakenman die een groot kapitaal bijeen wist te vergaren. Hij beheerde onder meer een arena waar stierengevechten plaatsvonden. Op den duur ging het echter slechter met zijn zaken, hoewel zijn vermogen in 1492 nog steeds 60 tot 70 miljard Maravedi bedroeg. Toen in hetzelfde jaar koningin Isabella de stierengevechten verbood en hij tegelijkertijd hoorde van Columbus’ expeditie naar Amerika, een land dat rijk zou zijn aan goud en andere bodemschatten, besloot Dagoberto daar zijn rijkdom te vermeerderen, en op 3 augustus 1492 vertrok hij op de Santa Maria, met Donaldo de la Desgracia, zijn neef.[33] Het is niet zeker of Dagoberto blijvend in Amerika bleef, maar in ieder geval keerde zijn neef weer terug naar Spanje.

 

17. Simon McDuck (1437-1509): Zoon van Donald. Hij was een Tempelier en verborg de schat van de Tempeliers onder kasteel McDuck. In zijn tijd, in 1495, werden de McDucks van hun voorvaderlijk kasteel verdreven door een gruwelijke monsterhond, die later echter het werk van de Whiskervilles, een rivaliserende clan, bleek te zijn. De McDucks verlieten de Highlands en vestigden zich in Engeland,[34] en sloten zich kort daarna weer aan bij Simons zoon Donald de la Desgracia en de rest van de clan in Spanje.

16. Paperin de la Scalogna/Donaldo de la Desgracia (ca. 1465-1535): Hij was de zoon van Simon McDuck, en verbleef enige tijd bij zijn oom Dagoberto Ducalez in Sevilla, Spanje. Op 3 augustus 1492 nam hij samen met zijn oom op de Santa Maria deel aan de expeditie van Colombus.[35]

 

15. Dagobertus McDuck (ca. 1490-1560): Hij was de zoon van Donaldo de la Desgracia en verhuisde van Spanje naar Milaan, waar hij eigenaar was van bakkerij “In de winnende oven.”[36]

 

14. Schraepstuyver McDuck (ca. 1510-1600): Hij was de zoon van Dagobertus McDuck, een steenrijke koopman over wie gefluisterd werd dat zijn pakhuizen tot de nok met goudgeld gevuld waren. Hij hield zich onder meer bezig met de specerijenhandel op Amerika.[37] Gezien de woonplaatsen van Dagobertus en don Paperigo is het aannemelijk dat ook Schraepstuyver in Lombardije woonde, maar waarschijnlijk had hij pakhuizen aan de Atlantische kust in Frankrijk en hield hij zich daar vaak op voor zaken.[38]

 

13. Malcolm/Dagobertus McDuck (ca. 1530-1580): Hij was de zoon van Schraepstuyver McDuck. Was van 1563 tot 1564 schipper op de HMS Falcon Rover, dat in de Caribische Zee Spaanse schepen overviel. Het schip werd door de Spanjaarden in 1564 naar de bodem gejaagd. [39] Onder Francis Drake was hij schipper op de Golden Hind toen deze in 1579 een fort stichtte op de kust van Calisota. Hij werd achtergelaten als commandant van het Fort Drakeborough, waar later Duckstad zou ontstaan,[40] en kwam om toen dit fort door indianen veroverd werd.

12. Don Paperigo McDuck (ca. 1560-1650): Terwijl het Malcolm bij de Britse marine niet zo goed verging, beleefde de achtergebleven clan in Italië gouden jaren. De familie woonde nog steeds in Lombardije, waar Malcoms zoon don Paperigo zich had opgewerkt tot heer van een kasteel aan het Comomeer. Hij had zich echter schuldig gemaakt aan belastingontduiking op grote schaal, en werd daar uiteindelijk voor gepakt en veroordeeld.[41]

11. Dobian McDuck (ca. 1590-?): Hij was de zoon van don Paperigo. In 1625 voer hij op een Hollandse koopvaarder mee naar Nieuw-Nederland en op de 22e april won hij met dobbelen het eiland Manhattan van de kapitein van het schip.[42] Dobian bleef in Nieuw-Nederland en had daar na tien jaar, in 1635, al een fortuin van 30.000 goudstukken vergaard. [43]

 

10. Danblane McDuck (ca. 1620-1957): Hij was de zoon van Dobian. In tegenstelling tot zijn vader koos hij voor het criminele pad. In 1636 werd hij piraat en kapitein van het galjoen “De Vliegende Schot.” Met zijn schip teisterde hij de Golf van Mexico en plunderde hij onder meer de kust van Honduras om zijn buit vervolgens in Europa te verkopen. Dit ging door tot hij op een dag in 1666 een vissersdorp leegplunderde en de hele vangst sardientjes meenam, zodat de inwoners niets meer te eten hadden. Op weg naar Europa liet de wind hem in de steek en kwam hij stil te liggen. De vis begon te rotten en de bemanning verliet het schip, maar Danblane bleef aan boord. Danblane zwoer dat als hij gered zou worden, hij de inwoners van het dorp dat hij beroofd had 300 jaar lang van sardientjes zou voorzien. Uiteindelijk begon de wind weer te waaien en Danblane weidde zich aan het vervullen van zijn belofte. In 1720 was het hout van zijn schip zo droog en licht geworden dat het bij het minste zuchtje wind ging vliegen. Met zijn nu werkelijk Vliegende Schot zette Danblane zijn taak voort tot hij in 1957 zijn verre nazaat Dagobert ontmoette, die beloofde de taak voor de resterende negen jaar op zich te nemen.[44]

 

 9. Dagoberton/Duncan McDuck (ca. 1650-1705): Hij was de zoon van Danblane en eigenaar van een tabakszaak in Florida. Zijn neef (nephew) Donald was een beruchte piraat, de Gemaskerde Vrijbuiter, die kort voor 1700 de Fransen uit Florida verdreef en liet zich uitroepen tot ‘Koning van de Golf van Mexico.’ De Spaanse vloot versloeg de zijne echter en aan zijn droom van onafhankelijkheid van Spanje kwam een einde. Uiteindelijk moesten hij en zijn oom Florida ontvluchten.[45] De clan kwam terecht in Caithness, in het uiterste noordoosten van Schotland, waar ze het kasteel van Old Wick en de bijbehorende landerijen verwierven.[46] Dagoberton nam de Engelse naam Duncan aan. De grond en de huizen verpachtte Duncan tegen woekerprijzen, waarmee hij zich weinig geliefd maakte bij de dorpelingen van Oldwick. Ze kwamen echter nooit in opstand omdat Duncan claimde slechts belasting te innen voor de koning en zelf geen rooie cent te bezitten. Dat laatste was waar, want hij had al zijn geld geïnvesteerd nu in een kostbare edelsteen, de grootste diamant ter wereld, met een waarde van honderd kisten ducaten. In 1704 breidde Duncan zijn gebied uit door het Moddermoeras te veroveren. Hij bezat toen de hele streek van het Moddermoeras tot aan de Duistere Heuvels. Kort daarna ontdekte de bevolking van Oldwick echter dat hij de kostbare diamant bezat en trok naar zijn slot om hem mores te leren. Duncan wist met de diamant te ontvluchten en verdween spoorloos in het Moddermoeras. Sindsdien spookte zijn geest daar rond, op zijn doedelzak een ‘lied van verlangen’ spelend omdat de bevolking van Oldwick geen recht was gedaan. Dit ging door tot zijn nazaat Dagobert Duck in 1990 hen hielp door het moeras te dempen en er een visstickfabriek bouwde, die voor werkgelegenheid zorgde.[47] Intussen had de verdwijning van Duncan met zijn diamant de clan weer aan de rand van faillissement gebracht, en ze moesten afstand doen van het kasteel en weken uit naar Engeland.[48]

 

8. Locksley McDuck (ca. 1670-1727): Hij was de zoon van Duncan. Kort nadat Engeland en Schotland in de Act of Union (1707) werden verenigd, besloten de McDucks weer naar hun voorvaderlijke kasteel in Schotland terug te keren. Toen bleek echter dat de hertog van Montrose de belastingen voor het kasteel had betaald en de nieuwe eigenaar was. Locksley besloot toen het criminele pad van zijn neef Donald en zijn grootvader Danblane te volgen. Hij werd korte tijd struikrover onder Rob Roy, om Montrose en andere ‘evil landlords’ dwars te zitten. Hij verliet de bende toen hij weigerde de veroverde buit aan de armen te geven.[49] Na zijn dood, in 1727, verhuisde de clan naar Glasgow.[50]

7. Potcrack McDuck (ca. 1690-1770): De zoon van Locksley. Hij vond in 1767 doedelzakken op stoomkracht uit. James Watt stal dit idee voor zijn ontwerp van de stoommachine.[51]

 

 6. Donald McDuck (1716-1775): De zoon van Potcrack. Onder zijn leiding veroorloofde de clan zich opnieuw een kasteel, het tweede ‘kasteel McDuck.’ Als rasechte Schot besloot hij het kasteel echter klein te houden, om stookkosten en onderhoud te besparen. Het slot was het kleinste kasteel in heel Schotland.[52]

 

5. David McDuck (ca. 1740-?): David was een zoon van Donald McDuck en de jongere broer van Dorus McDuck. Toen de clan in 1775 naar Amerika moest vluchten ging hij mee, en vestigde zich in New York. Op 15 september 1776, tijdens de Slag bij Kip’s Bay, begroef hij zijn geldkist op een stuk grond dat hij op zijn naam liet zetten. Later werd het Empire State Building op deze plaats gebouwd.[53]

 

5. Hugh ‘Seafoam’/Dorus ‘Zeeschuim’ (ca. 1735-1776): Hij was de oudste zoon van Donald McDuck. Dorus was een succesvol handelaar die met zijn schip op West-Indië voer. In 1775 werd het schip van Dorus door een rivaal vernietigd en de clan verviel tot armoede. Dorus werd gedwongen zijn huis en al zijn bezittingen af te staan. Hij weigerde echter afstand te doen van zijn gouden tanden[54] en vluchtte naar Amerika, waar hij sneuvelde in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog.

4. Dorstfried McDuck (ca. 1770-?): Hij was de zoon van Dorus en migreerde van de oostkust van de Verenigde Staten naar Duckstad, waar hij in 1792 een van de oprichters van het Duckstadse muntenwisselaarsgilde was.[55] Waarschijnlijk is hij ten tijde van de ontvolking en verwoesting van Duckstad tijdens de Napoleontische oorlogen weer teruggekeerd naar Schotland, het land van zijn voorvaderen. 

 

3. Dankward Duck (ca. 1810-1870): Hij was een jongere broer van Knoest McDuck en zoon van Dorstfried McDuck, die weer terug naar Amerika was getrokken en door de clan uit het oog verloren. Hij trok in 1848 tijdens de Goudkoorts als goudzoeker naar Californië. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog, in 1861, probeerde hij fortuin te maken door aan beide partijen te verkopen tegen woekerprijzen.[56]

2. Douglas Duck (ca. 1845-1910): Hij was de zoon van Dankward. Hij trok naar de Klondike en werd daar verhuurder van hondensleden. In 1884 trouwde hij na een lange verloving met een zekere Gila.[57]

1. Joakim Duck (1885-ca. 1935): De zoon van Douglas. Hij werd geboren in de Klondike en ontwikkelde al snel een grote voorliefde voor goud. Op zijn twaalfde trok hij tijdens de goudkoorts van 1897 de wildernis in en ontdekte zijn eerste goudmijn. Op zijn 18e verjaardag schonk zijn vader hem een hondenslede, en een kist met muntstukken die verzameld waren door vele generaties McDucks. Elke munt vertelt het verhaal van een van deze generaties. Na Joakims dood ging de kist over op zijn familielid Dagobert Duck.[58]

 

3. ‘Dirty’ Dingus/Knoest McDuck (ca. 1800-?): Hij was de oudste zoon van Dorstfried McDuck. Hij was een arme mijnwerker en getrouwd met Molly Mallard/Sulfie McMatch, een straatmeisje dat aan de kost probeerde te komen met de verkoop van zwavelstokjes. Ze kregen drie kinderen: Angus, Fergus en Jake.

2. Angus ‘Pothole’/Angus ‘Wedje’ McDuck/Oom Krent (geboren 1829): Angus McDuck was de oudste zoon van Knoest McDuck en Molly Mallard. Waarschijnlijk in Glasgow geboren, vertrok hij al op jonge leeftijd naar Amerika, waar hij in Louisville (Kentucky) dekknecht werd op een rivierboot, de New Orleans. Nadat deze in 1850 zonk (hij was de enige overlevende), was hij die baan kwijt. Over de periode daarna is weinig bekend. Hij heeft tevergeefs het wrak van de New Orleans, waar een paar kluizen goud aan boord waren, proberen te bergen. Hij verwierf een eigen rivierboot, de Katoen koningin, en werd daar kapitein van. In een wedstrijd met een zekere McSnekke, ook rivierkapitein, zonk dit schip. Hierna werd hij kaartspeler volgens het ‘rivierschippersreglement’. In 1880 won hij daarbij een nieuw schip, de Lieve duit, van Mc Snekke, met als inzet de ligplaats van de New Orleans.  Ondanks tegenwerkingen van Mc Snekke en de Zware Jongens lukte het hem de schat te vinden. Hij voer hierna na nog twee jaar met zijn schip en verkocht het toen aan zijn dekknecht en neef Dagobert. Vervolgens werd hij romanschrijver in New Orleans in een succesvolle avonturenreeks van honderden delen, met zichzelf in een tamelijk heldhaftige hoofdrol. Rond 1890 werkte hij bij het circus van Buffalo Bill en liet een hypotheek op kasteel McDuck leggen. Het geld dat hij hiermee kreeg gebruikte hij voor de ontwikkeling van stripverhalen, een nieuwe vinding van hem.[59]

 

2. Jake/Jaap/Zebedeüs McDuck (geboren 1832): Jake McDuck was de jongste van de drie zoons van Knoest McDuke. Hij woonde aanvankelijk in het huis van de clan in Glasgow en verhuisde in 1885 met hen mee naar kasteel McDuck. In 1902 woonde hij daar niet meer.[60]

2. Fergus McDuck (1830-1902): Hij trouwde met Downy O’Drake (1840-1897, van Ierse afkomst), met wie hij vier kinderen kreeg: Dagobert, Doortje, Hortensia en Gideon. Hij spoorde zijn zoon Dagobert aan tot hard werken en ondernemingszin, en geloofde dat hij de glorie van de clan McDuck zou herstellen. In 1885 stond de clan op het punt haar gebied kwijt te raken omdat ze de hypotheek niet meer kon betalen, maar Dagobert schoot te hulp en wist de hypotheek af te lossen.

1. Doortje/Matilda (geboren 1871): Zij is een van Dagoberts zusjes. In tegenstelling tot Dagobert en Hortensia heeft ze een kalm karakter. Ze verhuisde in 1902 met hen mee naar Duckstad, waar ze tot 1930 met Hortensia het geldpakhuis runde in Dagoberts afwezigheid.

 

1. Hortensia (geboren 1876): Zij is een van Dagoberts zusjes, en heeft een tamelijk opvliegend karakter. In 1902 verhuisde ze met Dagobert en haar zus naar Duckstad, waar ze uiteindelijk trouwde met Woerd Snater/Quackmore, een zoon van Oma Duck. In 1920 kregen ze de tweeling Donald en Dumbella, van wie in ieder geval Donald het opvliegende karakter van zijn beide ouders erfde. Samen met Doortje runden Hortensia en haar man het geldpakhuis in afwezigheid van Dagobert. In 1930 kwam het tot een breuk tussen Dagobert en zijn zussen en verlieten ze Duckstad.

 

1. Gideon: Hij is een jongere broer van Dagobert. In verhalen over Dagoberts jeugd komt hij echter niet voor, en Dagobert zelf werd verschillende malen expliciet ‘de laatste mannelijke afstammeling van de clan McDuck’ genoemd. Dit doet vermoeden dat hij op jonge leeftijd vermist raakte en pas veel later (na 1948)[61] weer opdook. Tegenwoordig is hij woonachtig in Duckstad en eigenaar van het nieuwsblad ‘The Cricket.’[62]

 

1. Dagobert/$crooge McDuck (geboren 1867): Hij vertrok in 1877 naar Amerika en maakte uiteindelijk fortuin als goudzoeker in de Klondike in 1897. Vervolgens bouwde hij zijn zakenimperium in snel tempo verder uit en groeide uit tot de rijkste eend ter wereld, eigenaar van een groot deel van Duckstad en veel bedrijven wereldwijd. Een deel van zijn geld is opgeslagen in enkele ‘geldpakhuizen’, waarvan het belangrijkste, het enige dat altijd gevuld is, in Duckstad staat.

 

 

 Dagoberts neven:

1. Heisa McSores/Rumpus McFowl: Hij is de zoon van een zuster van Dagoberts moeder Downy O’Drake die getrouwd was met een zekere McSores, en dus Dagoberts neef. Hij heeft een tamelijk lui karakter.[63]

 1. Otto van Drakenstein/Ludwig von Drake: Hij is de zoon van een andere zuster van Downy O’Drake, die klaarblijkelijk met een Oostenrijker (Van Drakenstein) is getrouwd. Otto woonde oorspronkelijk, en in ieder geval tot 1961, in Wenen. Hij is een vermaard wetenschapper en expert in talloze disciplines.

Noten

[1] Duckstamkrant (DD 1998-20)

[2] Subreeks Paperino agente segreto preistorico (ik heb 3 verhalen: LTBS 26,  Minni 1 (2))

[3] Die Erbschaft aus der Urzeit (LTBS 26)

[4] Subreeks le preistorie. Ik heb de eerste, ‘Die Schrillen Steine’ (LTBS 26)

[5] Subreeks Paperut. (Ik heb 3 verhalen: LTBS 26 (2) en TL 2727)

[6] De verborgen vallei (Donald Duck Plus nr. 2). Niet expliciet genoemd als voorouder.

[7] In het verhaal wordt de maand Tishri genoemd. Dat is een Akkadische maandnaam.

[8] King $crooge the First (BV 135)

[9] H 8389, koningsspecial. De datering is gebaseerd op identificatie met Amenhotep III, die het meest opduikt bij googelen op ‘richest pharaoh.’

[10] De Schijf van Phaistos (Vakantieboek 2011)

[11] La pubblicità (PKC 77). De datering is onzeker: Het hoogtepunt van de Fenecische beschaving was tussen 1200 en 800 v.Chr., en P.d.P. past overal in deze periode. Niet expliciet genoemd als voorouder.

[12] Drukte in de piramides (pocket 12). Datering: verwijzing naar  ‘beroemde farao’s van twintig eeuwen.’ Hier ongeveer geïdentificeerd met Shoshenq I, eerste farao 21e dynastie en eerste heerser verenigd Egypte in Derde Tussenperiode. Niet expliciet genoemd als voorouder.

[13] Paper-Dames e celest’Aida (Grandi Classici 24). De bovengrens van de datering wordt bepaald door het voorkomen in archeologische opgravingen van de mummie van Rames (Ramses) II van de 19e dynastie (r. 1279-1213 v.Chr.), hier echter een farao van de 20e dynastie (1189-1077) genoemd. Omdat Ramses II blijkbaar al tot het verre verleden behoord, nemen we aan dat het verhaal na het einde van de 20e dynastie en het Nieuwe Rijk valt, in de Derde Tussenperiode. De ondergrens is de verwijzing naar de invasie van de Bassiopi  (afgeleid van Ethiopi), voor het gemak geïdentificeerd met de Nubiërs. Het verhaal speelt dus voor de Nubische verovering van Egypte in 727 v.Chr. Omdat er geen verwijzingen naar interne verdeeldheid is, nemen we aan dat Egypte in de tijd van het verhaal één is. Dat gaat in onze periode alleen op voor de eerste helft van de 22e dynastie, de periode van ca. 950-850 v.Chr. Hier geïdentificeerd met Osorkon I, zoon van Shoshenq. Niet expliciet genoemd als voorouder.

[14] De toren van Duckbabel (pocket 25). Niet expliciet genoemd als voorouder. Leven=leven Nabopolasser. Verhaal speelt namelijk na 1000 v.Chr. (verwijzing naar Salomo) en onder Nabopolasser werd begonnen aan de (her)bouw van de Etemenanki, die onder Nebukadnezar voltooid werd.

[15] Dag-Ench-Damuns Papyrusrolle, Die Aurei des Decius Ducatus & Das Ungeheuer von Loch McDuck (LTBE 11). In het verhaal wordt Cleomatra eine Urahnin der berühmten Cleopatra genoemd. De Romeinse invasie van Schotland vond in werkelijkheid plaats in 71 A.D.

[16] LOS 1 sketchpages 2.

[17] De Duckinnen van het Capitool (pocket 47). Datering: Eerste plundering Rome door Alarik in 410.

[18] LOS 1 sketchpages 2.

[19] Paperin Furioso (GC 4). Lookalike, geen voorouder. Leeftijd Karel de Grote.

[20] LOS 1 sketchpages 2.

[21] LOS 1 sketchpages 1.

[22] Carl Barks painting Dubious Doings at Dismal Downs.

[23] LOS 1 sketchpages 3.

[24] LOS 1 sketchpages 3

[25] LOS 1 sketchpages 3-4.

[26]Superdonald in de Middeleeuwen: De terugkeer van de Wraakridder (pocket 198). Niet expliciet voorouder genoemd.

[27] LOS 1 sketchpages 4.

[28] LOS 1 sketchpages 4.

[29] LOS 1 sketchpages 4.

[30] Das Ungeheuer von Loch McDuck (LTBE 11)

[31] Das Ungeheuer von Loch McDuck (LTBE 11). Eigenlijk genoemd als de neef van Drago.

[32] LOS 1 sketchpages 4-5.

[33] Der Held der Arena (LTBE 11)

[34] LOS 1 sketchpages 5.

[35] Der Held der Arena (LTBE 11)

[36] Otto van Drakenstein en het magische dikbrood (pocket 31)

[37] Mogelijk doelde hij op goederen als suiker, rum, koffie en tabak. Specerijen kwamen immers uit de Oost en niet uit de West (Amerika).

[38] Het geld van Deckselsen Duck (DD 92-3 en 4). In het verhaal zegt Deckselsen dat hij Schraepstuyvers geld zal vinden, al moet ik er 400 jaar voor roven. Het verhaal speelt dus waarschijnlijk rond 1600. In het verhaal wordt een verwijzing gemaakt naar de 25e trouwdag van de koning. Nederland had geen vorst, Engeland een vorstin. De Spaanse vorst Filips II was geen 25 jaar getrouwd. De Franse Hendrik III was in 1597 25 jaar getrouwd met Margaret van Valois. De Schotse James VI (James I van Engeland) wasin 1614 25 jaar getrouwd.

[39] Duik in het verleden (OD 8, BV 93). Geboortejaar komt van Rosa.

[40] LOS 1 sketchpages 5-6.

[41] I promessi sposi (Grandi Classici 24)

[42] In werkelijkheid werd Manhattan pas tussen mei en juli 1626 aangekocht van de indianen, naar verluidt door Peter Minuit, die in dat jaar gouverneur van de kolonie werd, voor snuisterijen ter waarde van 60 gulden.

[43] Manhattan (Big Fun 2)

[44] De legende van de vliegende Schot (DD 1998-35 tot 37)

[45] König der Freibeuter (LTBE 11)

[46] Old Wick heeft inderdaad een kasteel, dat in de 12e of vroege 13e eeuw gebouwd is door de earls van Orkney, die toen over het gebied heersten.

[47] De diamant van Duncan McDuck (DD 1990-11 en 12)

[48] LOS 1 Sketchpage 6.

[49] LOS 1 sketchpages 6.

[50] LOS 1 sketchpages 6.

[51] LOS 1 sketchpages 7. (Komt hier eigenlijk na Dorus)

[52] Het vergeten familiekasteel (DE 2002-12). Zijn geboortejaar wordt in het verhaal genoemd. Zijn sterfjaar wordt geplaatst in het jaar van Dorus’ vlucht naar Amerika, omdat zo een beetje te verklaren valt hoe men twee eeuwen lang op zoek was naar zijn nakomelingen voor de erfenis.

[53] Manhattan (Big Fun 2). Dagobert noemt hem zijn ‘achter-achteroom.’

[54] De spinazie van McSchobbejak (DD 93-17 en 18)

[55] Verschollem im Zeitstrom (LTBS 9)

[56] Kanonendonner am Mississippi (LTBE 11)

[57] Goldrausch in Alaska (LTBE 11)

[58] Goldrausch in Alaska (LTBE 11). In de originele versie gaat het overduidelijk om Dagobert zelf. Hier is zijn naam gewijzigd in Joakim (Dagoberts Deense, Zweedse en IJslandse naam), want de beschrijving is niet compatibel met andere verhalen over Dagoberts geboorte.

[59] LOS 2; 6B

[60] A Christmas for Shacktown (BV 35, CBL); LOS 1,5,7

[61] De laatste keer dat het gezegd wordt is in The Old Castle’s Secret (o.a. BV 88) uit 1948.

[62] Verhaal met Gideon: De Kochkunst-Journalist (Mickyvision Zweitauflage 83-09)

[63] Genealogie verzonnen, buiten feit dat neef is. Verhalen: Het ware verhaal van een dagje uit (DE 2003-11);  På villspor (DD & Co 2012-27)